In Inter-Nos Revue, het blad van de geïnterneerden in Harderwijk, verscheen in oktober 1916 een artikel waarin Vluchtoord Ede werd beschreven. Een van de redacteuren van het blad was op bezoek geweest in verband met een tentoonstelling in het vluchtoord.
Onderstaand een deel van dit artikel:
Een bezoek aan het Vluchtoord Ede
Het Vluchtoord ligt daar langs den prachtigen Arnhemschen Straatweg als een witte sprookjesstad te midden der bloeiende heide. Loom wapperen Nederlandsche en Belgische vlaggen in het zoele zuiderwindje, een praalborg rijst in de omheining op, alles schijnt te duiden op een feeststemming.
Wanneer men door de Wilhelminalaan, die ‘als een gordel van groen met bloemen door het Vluchtoord getrokken is’, binnenkomt, treft het al dadelijk, dat orde en regelmaat hier heerschen. Het mag afzonderlijk en met voldoening geboekstaafd worden, dat nooit een schendende hand of een roekelooze voet zich aan bloem of plant heeft vergrepen of vertreden. Hulde aan de kwajongens van het vluchtoord.
Komt men in de bewoonde gedeelten, in de dorpen der slaap- en eetzalen, dan ziet men overal door de bevolking tuintjes aangelegd, waarin de versieringskunst soms met de uiterst eenvoudige hulpmiddelen, zich op sprekende wijze uit.
Langs de Wilhelminalaan reien zich verschillende inrichtingen voor gemeenschappelijk nut: het bureau van den Regeerings-Commissaris en den Vluchtoord-Commandant, het wachtlokaal voor padvinders en politie, het depot-magazijn voor de goederen bij aankomst der vluchtelingen, het postkantoor met woning voor den dienstdoende ambtenaar, het bureau van den burgerlijken stand, de inrichting voor den desinfectiedienst, de centrale wasch- en badinrichting, de installaties voor de verwarming en voor het electrisch licht.
Elders vindt men een distributieplaats met kelder voor de melk, een voedingsmagazijn, een centraal magazijn, poliklinieken voor den geneeskundigen dienst, een keuken voor bereiding van voedsel voor zuigelingen en kinderen, alsmede kribben en bewaarscholen.
Van ver buiten het kamp wordt de aandacht reeds getrokken door het struische gebouw der kerk, omgeven door vier scholen en in de nabijheid waarvan nog twee andere scholen. Wie het kerkgebouw binnentreedt wordt getroffen door de kleurenpracht der versieringen en de verschillende uitingen der diepgaande symboliek, alles tot stand gekomen door giften en gaven.
Een geschenk van de Society of Friends vormde den aanvang van een omvangrijke bibliotheek, die, allengs uitgebreid, werd ondergebracht in de zaal Breughel. Deze, weldra tot lees- en schrijfzaal ingericht, wordt steeds druk bezocht. Voor de kinderen beneden de zestien jaar is een afzonderlijke bibliotheek ingericht in de speelzaal ‘Namen’.
Er werden nog behalve boeken ontvangen: lotto-, domino- en schaakspelen, ganzenborden en sportartikelen, zelfs in de leeszaal is ook een biljart geplaatst.
Waar Belgen zijn wordt muziek gemaakt. Een muziekkorps en een gemengd koor met een muziekbibliotheek bestaan in het kamp en er worden liederavonden ingericht.
Het Rockefeller-Comité voorzag tot 1 juni 1915 in de behoefte van naaimachines, en stoffen en benoodigdheden voor de naaischool.
Van den aanvang af is het onderwijs met krachtige hand in geregelde banen geleid. Voor kinderen van twee tot zes jaar bestaan bewaarscholen met schoolsoep, verder kribben voor de kinderen onder de twee jaar, die daar volgens medische voorschriften op oordeelkundige wijze worden gevoed. Leerplicht bestaat er tot 15-jarigen leeftijd. Eerst in vier en later in zes scholen wordt lager en meer uitgebreid lager onderwijs in 24 klassen gegeven. Daaraan reien zich een leergang van analfabeten, een avondschool en herhalingscursus van volwassenen, een cursus in de Fransche taal, terwijl door de in het kamp aanwezige dames en heren der Society of Friends ook een cursus in de Engelsche taal wordt gehouden. Thans bestaat er ook nog een kookcursus en een nijverheidsschool, die beide goed werk verrichten.
In april 1915 werd een werkhuis voor timmerlieden geopend en daaraan werden verbonden beroepsleergangen in teekenen, in rekenkunde en in houtbewerking. Door samenwerking van de Centrale Commissie voor beroepsleergangen, het Belgische Ministerie van Arbeid en de Administratie van het Vluchtoord groeide hieruit een tweeledige beroepsschool. Dra verrezen uitneembare huisjes, de zogenaamde Deensche huisjes.
Wat wij overal aantroffen dat is de geest van tevredenheid en blijmoedigheid, hier en daar aan het luchthartige grenzende, die de bevolking van het Vluchtoord Ede bezielt. Gezondheid, kracht, levenslust staan op de gezichten, vooral die der kinderen op aankomenden leeftijd, en het zal België ‘deugd doen’ na den oorlog deze mannen en vrouwen in den dop, als hope des vaderlands later aan de goede werken van den vrede bezig te zien.